Vries, Drenthe
Laatste wijziging 30 april 2003.
Vries is een plaats die met name gekenmerkt wordt door een prachtige
natuur en veel archeologisch interessante plaatsen. De natuur van Vries is zeer
gevarieerd: in het oosten van de plaats bevinden zich uitgestrekte natuurgebieden in
Zeegse en het stroomdallandschap van de Drentsche Aa. In het westen liggen heidevelden en
de Zeijer Strubben. In Vries en omgeving zijn veel vindlaatsen met resten uit de
prehistorie zoals hunebedden, tumulivelden (grafheuvels) en keltische akkerveldjes. Veel
mensen hebben gehoord van "Het meisje van Yde", een veenlijk dat nu te zien is
als bezienswaardigheid in het Drents Museum te Assen. Wat men echter vaak niet weet, is
dat het meisje van Yde in de omgeving van Vries gevonden is.
Vries kent een aantal typisch Drentse brinkdorpen. Het centrum van het hoofddorp Vries is
bij Koninklijk Besluit in 1970 aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Algemeen
De plaats Vries bestaat uit zo'n 10.000 inwoners en is bijna 11.000 hectare groot. Vries
bestaat uit 11 grotere en kleiner kernen: Bunne/Bunnerveen, De Punt, Donderen, Oudemolen,
Taarlo, Tynaarlo, Vries (hoofddorp), Winde, Yde, Zeegse en Zeijen.
Vries is een esdorp en ligt op de zogenaamde "Rolderrug", een in de ijstijd
ontstane glooiing in het landschap. Van een agrarische nederzetting is Vries een
forensendorp geworden.
Natuur
Stroomdallandschap Drentsche Aa
Het stroomdallandschap van de Drentsche Aa is het laatst nog gedeeltelijk gave
beekdalenstelsel in Drenthe. Het gebied is voor een groot gedeelte gelegen in het
noordoostelijk deel van Drenthe en voor een klein deel in dat van de provincie Groningen,
totaal ongeveer 2.500 hectare groot. De beekjes, ook wel "loopjes" of
"diepjes" genoemd krijgen, op hun weg naar het noorden, vaak de naam mee van het
dorp waar ze langs stromen. Het gebied heeft een rijke flora en fauna, wat blijkt uit de
grote verscheidenheid aan planten, kruiden, struiken en vogels (meer dan 65 soorten).
In het vroeger verder onbewoonbare Drenthe hebben de beekdaleneen grote aantrekkingskracht
gehad op de Drentsche boeren. Langs de beek liggen de groenlanden. De laagste en natste
delen worden madelanden genoemd. Deze waren alleen geschikt als hooiland en weidevogels
als de kievit, grutto en watersnip zoeken er naar voedsel. De verder van de beek gelegen
en hogere graslanden werden beweid met rundvee. Staatsbosbeheer heeft de beweiding
geëxtensiveerd en zet hier Schotse Hooglanders in. Deze dieren grazen selectief waardoor
de variatie in voedselrijkdom wordt versterkt.
In het stroomdallandschap zijn veel houtwallen te zien, die dwars op de beek staan. Deze
wallen werden vroeger gebruikt om perceelgrenzen aan te geven en hier is tevens de
overgang van de natte naar de droge gronden af te lezen. Een dichte struikgegroeïng
diende als vee- en wildkering. Ver van de beek verwijderd vindt men hulst, meidoorns,
lijsterbes en zomereik. Dichter bij de beek wijzen els en wilg op de nattere grond.
Tegenwoordig probeert men het natuurlijke beeksysteem van de Drentsche Aa, inclusief de
oude loop, te herstellen.
Er zijn plannen om het stroomdal van de Drentse Aa, waar in het voorjaar orchideeën
bloeien, de status van nationaal park te geven
De Drentsche Aa wringt zich in vele bochten door het landschap.
Zandverstuiving Zeegse
In Zeegse treft men een uniek stukje natuur aan: een zandverstuiving. De zandverstuiving
kan in de ijstijd zijn ontstaan, door de toen aanwezige klimatologische omstandigheden.
Maar haar ontstaan kan ook een simpeler oorzaak hebben: ontginning door de mens.
Zeyer Strubben
Strubben bestaan uit grillig gevormde eikeboompjes, waarvan de wortels niet voldoende
groeien door een ondoordringbare leemlaag. De strubben zijn niet geschikt als
bouwmateriaal, maar dienen als gebruiksbos voor de boerschap Zeyen; men haalde er hakhout
en brandstof en liet er de schapen grazen. Sinds 1959 worden de strubben niet langer
geexploiteerd voor het hakhout. In dat jaar werden de Zeyer strubben aangewezen als
natuurmonument en onder beheer van Staatsbosbeheer gesteld.
Zeyerveld
Het Zeyerveld was een uitgestrekt heideveld met een enkele veenplas, dat gebruikt werd
door het boerschap Zeyen voor het weiden van schapen, het steken van plaggen en het graven
van turf. Het Zeyerveld is ontgonnen van 1908 tot 1915 en werd geschikt gemaakt voor
landbouw en bosbouw.
Prehistorie
Noordsche Veld
Het Noordsche Veld, een heideveld gelegen op een dekzandrug tussen twee beekdalen, werd in
de prehistorie al door mensen bewoond. Er zijn van deze bewoning nog talrijke sporen terug
te vinden, zodat het Noordsche Veld terecht een uniek archeologisch monument genoemd mag
worden. Op het veld bevinden zich grafheuvels, een urnenveld, sporen van drie oude
nederzettingen, sporen van prehistorische akkers en een hunebed. Tot één van de meest
opvallende sporen die er op het Noordsche Veld te vinden zijn, behoren de Celtic Fields,
akkercomplexen uit de ijzertijd (ongeveer 600 voor Christus). Het Celtic Fieldscomplex op
het Noordsche Veld bestaat nu nog uit 131 percelen met een totale oppervlakte van 27
hectare. Andere opvallende sporen uit de prehistorie zijn de 50 grafheuvels in het veld.
Het merendeel van de heuvels dateert uit de bronstijd (1700-600 voor Christus).
Dwars over het Noordsche Veld loopt het voormalig "Poepenpad". Het pad maakte
deel uit van een route van Duitsland naar Friesland, waarvan tussen 1600 en 1850 veel
Duitse seizoenarbeiders gebruik maakten. Ze werden "poepen" genoemd,
waarschijnlijk een verbastering van het Duitse woord "Bube", dat knaap
betekende.
In het Noordsche Veld bij Zeijen groeit de zeldzame Zweedse Kornoelje, een plantje dat
daar in de ijstijd terecht is gekomen (en dat nu op het briefpapier van de gemeente de
rijkdom aan natuur en het unieke van het gebied symboliseert).
Hunebedden (klik
op Hunebedden voor meer informatie over hunebedden...)
Hunebedden behoren tot de oudste en bekendste archeologische monumenten van Nederland en
zijn in wezen resten van grafkelders. Ze zijn tussen 3500 en 2700 voor Christus gebouwd
met grote zwerfstenen. Deze werden in de ijstijd vanuit Scandinavië met het gletscherijs
naar deze streken vervoerd. De hunebedden zijn bedekt geweest met een zandlaag als
dekheuvel, waar tegenwoordig niets meer van te zien is. De stenen, die stuk voor stuk
duizenden kilo's wegen werden over rollende boomstammetjes vervoerd of in de winter op
sleden getrokken door ossen. De draagstenen werden tegen een aarden wal gekantelden de
dekstenen werden over een hellingbaan naar boven en op hun plaatsen gerold. Deze
hellingbaan was de basis voor de latere dekheuvel. Het geheel werd rondom met kransstenen
afgezet.
Hunebedden waren gemeenschappelijke graven, waarin de bevolking van één nederzetting
werd begraven. De doden kregen potten met voedsel en drank mee voor hun reis naar het
hiernamaals en talloze voorwerpen. Eeuwenlang wordt er al gegraven in en rond de
hunebedden. Op deze manier kan men meer te weten komen over de bouwwijze en grafgebruiken
van de hunebedbouwers.
Er zijn 54 hunebedden in Nederland, waarvan de meeste in Drenthe liggen op de Hondsrug. In
de omgeving van Vries vindt men hunebedden in Zeijen en Tynaarlo en op het Noordsche Veld.
Grafheuvels
Na de hunebedden is er nog iets uit de prehistorie overgebleven, namelijk de grafheuvels.
Grafheuvels zijn er in vele vormen en groottes. Ze kunnen rond zijn of langwerpig, ze
liggen alleen of in groepen. Een aantal zijn nauwelijks zichtbaar, anderen hebben een
monumentale uitstraling. Een enkele heeft zelfs een naam verworden, zoals de Galgenberg.
In het Noordsche Veld bij Zeijen zijn een groot aantal grafheuvels te zien.
Meisje van Yde
In de buurt van Yde is zo'n 100 jaar geleden een veenlijk gevonden, dat nu nog te
bezichtigen is in het Drents Museum te Assen. Twee arbeiders (Willems Emmens en
Hendrik Barkhof; zie ook Jannes Albers Barkhuis &
Annechien Harms Kremer) vonden het in de veen geconserveerde lijk op een mooie
dag in mei 1897 bij het baggeren in het veen. Omdat de dorpsbewoners het voor de duivel
hielden, verstopten zij het lijk onder heideplaggen. De burgemeester van Vries zag echter
het belang van de vondst in.
Het lichaam was van een meisje van circa 16 jaar dat rond het begin van de jaartelling in
het veen is terecht gekomen. De band om haar hals doet denken aan moord, maar de precieze
toedracht (straf, offer?) is niet bekend. Internationale bekendheid kreeg het meisje van
Yde door de reconstructie van haar hoofd door de Engelse professor Neave van de
universiteit van Manchester.
Ook deze recontstructie is te zien in het Drents Museum.
Het meisje van Yde
Op woensdag 12 mei haalde de arbeider met de beugel
je hoofd omhoog uit de grond als uit een opgemaakt bed.
Aanschouwde de moord en gaf de schuld aan de duivel.
Na 1700 jaar zag je weer licht, maar het veen erkent geen jaartal.
Een meisje van 16. De lente was net voltooid.
Een gevlochten band om je hals,
een wollen mantel om je schouder.
Je lange haar aan een kant geschoren. Je huid
met de kleur van leer, met de geur van nootmuskaat.
Een groot Romeins schrijver schreef over strafoefeningen
en offers voor Nerthus. Wie mag de keuze maken.
Een meisje in het veen bij Yde. Ik kijk opzij
als ze gaapt. Het is of ik haar al langer ken.
Reconstructie van het hoofd van "Het meisje van Yde" door de Engelse professor
Neave van de universiteit van Manchester.
Al ruim honderd jaar weet het meisje van Yde de aandacht van de bezoekers van het Drents Museum te vangen. Haar leven is dan ook met een groot mysterie omgeven. Het meisje werd op 12 mei 1897 gevonden door twee veenarbeiders (Willem Emmens en Hendrik Barkhof; zie ook Jannes Alberts Barkhuis & Annechien Harms Kremer), die in de buurt van het dorp Yde een klein veentje aan het uitbaggeren waren. De twee arbeiders kregen de schrik van hun leven toen aan de oppervlakte van het veenwater plotseling een zwart hoofd met rossig haar verscheen. De mannen, die dachten dat de duivel uit het veen tevoorschijn was gekropen, wisten niet hoe snel ze de benen moesten nemen. Pas in hun eigen huis kwamen zij weer een beetje op adem. Veertien dagen na de vondst werd het veenlijk, samen met een wollen mantel, naar het toenmalige Provinciaal Museum in Assen overgebracht. Helaas hadden de inwoners van Yde het veenlijk ruw behandeld. Uit nieuwsgierigheid waren de tanden uit de mond verwijderd en de haren van de schedel getrokken.
Historische gebouwen
Rond de Brink van Vries
Het gebied rond de Brink in Vries is in 1970 bij Koninklijk Besluit aangewezen als
beschermd dorpsgezicht. Kenmerkend voor de Drentse brinken is het gesloten karakter door
de hoge bomen, wat bij de Brink van Vries nog goed te zien is. Aan de Brink bevinden zich
enkele boerderijen die oudheidkundig van belang zijn (Brink 8, 9 en 10 en Brinkstraat 1 en
3). Enkele (voormalige) boerderijen aan de Oude Rijksweg (nummers 1, 3, 5, 6, 10 en 10a)
zijn tevens in het beschermd dorpsgezicht opgenomen. Tenslotte zijn er in en rond het
dorpsgezicht enkele gebouwen aangewezen als Rijksmomument, zoals de Nederlands Hervormde
Kerk (ook wel St. Bonifatiuskerk genoemd).
St. Bonifatiuskerk aan de Brink
St. Bonifatiuskerk
Gelegen aan de Brink is dit het belangrijkste monument van Vries en één van de oudste
kerken van Drenthe. Al in 775 stonden op dezelfde plaats na elkaar twee houten kerkjes.
Aan het einde van de 11e eeuw is begonnen aan de bouw van de huidige kerk en in 1425 werd
de romaanse absis vervangen door een gotisch koor. De klok die in de toren hangt is in
1517 vóór de toren gegoten en in het kleine museum onder de consistorie is te zien hoe
dat in zijn werk ging. De toren zelf stamt uit de 2e helft van de 12e eeuw. Deze toren is
de belangrijkste romaanse toren in Drenthe en behoort tot de fraaiste van Nederland. De
toren is in het bezit van de burgelijke gemeente, aangezien dit bouwwerk meestal weinig
met de kerk te maken had, maar we van belang was in het dagelijkse leven (als bijvoorbeeld
gevangenis, vuurtoren, uitkijkpost). De toren in Vries had echter wel iets met de kerk te
maken en werd gebruik als doopkabel. Het prachtige 13e eeuwse zandstenen romaanse doopvont
is in 1883 verkocht aan het Drents Museum te Assen, maar is in bruikleen nog steeds in de
kerk te bewonderen. In 1999 is de kerk gerestaureerd. Sinds deze restauratie is achter de
monumentale toegangsdeur een mozaïek bevestigd, dat afkomstig is uit het oude Wilhelmina
Ziekenhuis uit Assen.
Het mozaïek stelt de Barmhartige Samaritaan voor. Verder is het orgel gebouwd door de
beroemde orgelbouwer Petrus van Oeckelen uit Haren en geplaatst in 1885.
Molen de Zwaluw
De Molen te Oudemolen is een Rijksmonument.
De molen werd in 1837 gebouwd door de molenmakers L. Reinds te Beilen en B. Sluter te De
Groeve, ter vervanging van een omgewaaide standerdmolen, die op zijn beurt waarschijnlijk
een waterradmolen op de Drentse Aa verving.
De molen is een achtkantige bovenkruier zonder stelling en is fraai gelegen op de heide.
In 1947 was de toestand van de molen al slecht. In 1951 pas kon herstel plaatsvinden door
molenmaker Bremer. De Commissaris der Koningin mr. J. Cramer stelde op 27 september 1951
de molen weer in werking.
Tjasker
De paaltjestjasker (grondwatermolen) is gebouwd vóór 1930 en was in die periode in
gebruik voor het turfsteken in het veentje bij Amen. De tjasker is gerestaureerd in de
jaren 1982/83 en staat sedertdien op zijn huidige plaats. Het is een eenvoudig te
demonteren en te verplaatsen houten poldermolentje. De paaltjestjasker is van algemeen
belang voor de gescheidenis van de industriële archeologie en is tevens van betekenis
voor de ontwikkeling van de Nederlandse bemalingstechniek en zijn rol in de 20e eeuwse
verveenderij in Noord-Nederland. De tjasker ligt aan de Oosterweg bij Zeijen.
Tjaskers werden vroeger in Drenthe gebruikt om in de zomermaanden veentjes droog te
houden, zodat er turf kon worden gestoken. 's Winters werden ze binnengehaald, wat nu ook
weer met dit molentje gebeurt.
Deze tjasker heeft voor 1940 in Amen gestaan en is in de jaren 80 van de 20ste eeuw in een
boerenschuur in Rolde 'ontdekt'. De molen is toen onder handen genomen door deelnemers aan
het projekt 'Mensen zonder betaald werk', een onderdeel van de 'Stichting Kultureel Werk
Vries'.
Na de restauratie is de molen hier in 1983 geplaatst.
De tjasker is het eigendom van de Molenstichting Drenthe, maar het dagelijks beheer ligt
in de handen van enkele inwoners van Zeijen.
Andere dorpen
Vries bestaat behalve uit het hoofddorp Vries, uit nog 10 dorpen en dorpjes. Een aantal
daarvan zijn bezienswaardig. Zo bezitten Donderen, Bunne en Winde een aantal zeer fraaie
(saksische) boerderijen.
Het dorp Yde heeft een zeer karakteristieke brink en ook het esdorp Zeegse is zeer de
moeite waard. Deze vijf dorpen zijn dan ook aangewezen als cultuurhistorisch waardevolle
nederzettingen.
Gemeente Tynaarlo: Een stukje geschiedenis
Na de ijstijd ontstonden op de hoog en droog gelegen gebieden, die hier waren achtergelaten door uitlopers van de gletsjers (o.a. de Hondsrug) en die door riviertjes werden doorsneden (Hunze / Drentse Aa), verschillende dorpjes. Na de komst van het christendom behoorde Drenthe tot het bezit van de bisschop van Utrecht, die de rechten en plichten van de inwoners van Drenthe voor het eerst bij het landrecht van 1412 erkende. De provincie werd toen verdeeld in zes dingspillen. Het woord dingspil is samengesteld uit ding (= gerecht) en spil (of spel) (= gebied) en betekent dus rechtsgebied. Het centraal en op een kruispunt van wegen gelegen Vries werd centrum van het dingspil Noordenveld en zo het middelpunt van de omgeving. Ook Eelde behoorde tot dit dingspil. Zuidlaren hoorde bij het dingspil Oostermoer, met Anloo als hoofdplaats. De dingspillen werden weer onderverdeeld in kerspelen (kerkgebieden): Eelde, Vries en Zuidlaren werden afzonderlijke kerspelen. Bij de invoering van burgerlijke gemeenten, rond 1815, werd besloten voor de grenzen daarvan de kerspel-grenzen aan te houden: de gemeenten Eelde, Vries en Zuidlaren waren ontstaan.
Op 1 januari 1998 zijn deze drie gemeenten samengevoegd tot één nieuwe gemeente. De oorspronkelijke kerspelgrenzen zijn daarbij niet meer bepalend geweest: Ubbena, Ter Aard, Rhee, Zeijerveld en Zeijerveen (oorspronkelijk gemeente Vries) zijn bij Assen gevoegd, Eelde heeft een stukje afgestaan aan Groningen, terwijl Tynaarlo er een stukje Schipborg (voormalige gemeente Anloo) bij gekregen heeft.
De nieuwe gemeente omvat ca. 12.500 ha en had op 1 januari 1998 ongeveer 31.300 inwoners, die verspreid over 18 verschillende kernen wonen: Bunne / Bunnerveen, de Groeve, de Punt, Donderen, Eelde, Eelderwolde, Midlaren, Oudemolen, Paterswolde, Taarlo, Tynaarlo, Vries, Winde, Yde, Zeegse, Zuidlaren, Zuidlaarderveen.
De nieuwe gemeente, die sinds 1 januari 1998 bestaat, beschikt nog niet over een wapen
en een vlag. Het is wel de bedoeling dat dit op niet al te lange termijn gerealiseerd
wordt.
Op het briefpapier van de gemeente komt in het vervolg geen gemeentewapen meer voor, maar
een logo. In dit logo wordt door kleur en vormgeving een combinatie van ruimte, bos en
water tot uitdrukking gebracht; ook symboliseert het logo de soepele, moderne, frisse en
open organisatie die de gemeente Tynaarlo wil zijn. Afgezien van het logo siert een
afbeelding van de Zweedse Kornoelje het briefpapier. Dit zeldzaam voorkomende bloemetje is
in de ijstijd in onze contreien terechtgekomen en symboliseert nu het unieke van ons
gebied.
Hoezo Tynaarlo?
Tynaarlo is een naam die uitstekend bij de gemeente past. Het zeer Drentse dorp Tynaarlo
(met hunebed én brink), ligt in het centrum van de nieuwe gemeente, tussen de grotere
kernen Eelde, Vries en Zuidlaren in.
In de naam Tynaarlo gaan de natuurlijke elementen schuil, waar de gemeente rijk aan is: lo
betekent bos, aa(r) duidt óf op de Drentse Aa met z'n mooie stroomdal, die vlak langs
Tynaarlo loopt, óf op arend, de vogel.
Drents volkslied "Mijn Drenthe"
Ik heb u lief, mijn heerlijk landje,
Mijn enig Drentheland,
Ik min de eenvoud in uw schoonheid,
'k Heb u mijn hart verpand;
Mijn taak vervuld ik blijde,
Waarheen ook plicht mij riep,
Uw geest was 't, die mij leidde,
Daarom vergeet ik 'k u niet.'k Hoor nog de lieve, heldre klokjes
bij zinkend avondzon,
Als schaapjes keerden van de heide
En moeder met ons zong:
O, kon ik nog eens horen,
Dat lied in 't schemeruur!
En vaders schoon vertelsel
Bij 't vrolijk knappend vuur!'k Zie nog uw brink met forsche eiken,
Waar ik mijn makkers vond,
Waar ik mijn tenen mandje vulde
Met eikels, glad en rond;
Daar, bij die oude linde,
Kwam 'k met mijn vrienden saam,
Zo menig vriend ging henen,
De schors bewaart zijn naam.Die beelden uit dat zoet verleden,
Wat bleven zij bij mij!
Vaak heb ik zwaren strijd gestreden
Dan hielpen, sterkten zij!
En nu, ten volle dankbaar,
Wijd 'k u mijn beste lied,
Mijn heilrijk, heerlijk Drenthe
Vergeten kan 'k u niet!
Bronnen (o.a.) :
Hoofdpagina van de homepage van Sytske Barkhuis. Via de "back" button keer je terug naar de "vorige" pagina.